Koster Basiel Van Royen
Metadata
Basiel werd op 19 juni 1891 geboren te Landskouter en kende zijn vader, koster Aloïs slechts 5 jaar. Hij was misdienaar tot zijn veertiende. Wat later werd hij jonge landbouwer en waar het nodig bleek, was hij een graaggeziene helper, een manusje van alles: hij timmerde, metselde, legde daken en knapte nog allerlei karweitjes op. Hij metselde o.a. Bekaerts’ slachthuis, in de winter ging hij bomen rooien, was van 1919 tot 1955 melkcontroleur bij de boeren met stamboekkoeien in de gemeenten Landskouter, Gijzenzele, Gontrode, Moortsele en Lemberge. Gedurende 25 jaar was hij grafmaker van zijn Landskouter.
Na de dood van zijn moeder hield Basiel, samen met zijn zuster Emma, het dorpscafé 'Gemeentehuis bij Wed. Van Royen' rechtover de kerk in Landskouter open tot 1971.
Tijdens W.O. I en W.O. II waren er telkens een honderdtal Duitsers op logement in zijn café en in de achterliggende boomgaard.
In de herberg was eveneens het duivenlokaal ondergebracht.
Basiel was in Landskouter beter bekend als “koster”, deze bijnaam droeg hij zijn leven lang mee, hij had die te danken aan zijn vader, die koster was geweest.
Een “Koster” was maar een boer met weinig bezittigingen, soms maar met één koe, vandaar een Landskouters gezegde: Ze roten (h)ulder lijk kosters koeien en (h)ij en hoa-t-er moar ieëne (= gezegde als er voor een bepaalde manifestatie te weinig toeschouwers kwamen opdagen).
Toen zijn zuster Emma op 31 augustus 1973 overleed, bleef Basiel alleen achter. Zijn herberg verlaten, deed hij niet. Op oudejaarsdag van 1982 ging Basiel onopgemerkt heen. De herberg stierf met hem mee.
- Volksfiguren